Wat je zegt ben je zelf

Het woord waarvan ik me nog het beste kan herinneren dat mijn oma het vaak gebruikte, is joe (jij, klinkt als het Engelse you). Een ander woord was huus (huis). Mijn oma sprak een dialect dat ik zelf niet heb geleerd.

 

Ik kan het niet spreken, maar ik ben er wel mee opgegroeid. En ook met het Engels. Daarnaast woonde ik op het platteland en ging ik naar school in de stad 50 kilometer verderop, waar veel van mijn klasgenoten Arabisch spraken. Soms zag ik mezelf als een soort taalnomade: Ik trok van het ene naar het andere gebied en hoorde steeds iets anders.

 

Volgens de Oostenrijks-Britse filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) wordt wat iets is, bepaald door hoe iets wordt benoemd. Andere taalfilosofen werkten dit idee verder uit en bedachten dat taal de werkelijkheid niet alleen weergeeft, maar ook beïnvloedt (J. L. Austin, 1911-1960). Een voorbeeld is ons gebruik van metaforen. Wanneer je zegt: “Ik heb er genoeg van!” kun je bijvoorbeeld bedoelen dat je genoeg melk hebt en niet nóg een pak wilt. Of dat je melk helemaal zat bent – wat trouwens ook een metafoor is. Op allebei krijg je een andere reactie. Doorgeredeneerd zou dit betekenen dat mijn wereld vroeger steeds net iets anders was, afhankelijk van wat ik om me heen hoorde en hoe ik daarop reageerde. Zou mijn leven, nu ik al jaren in de stad woon en veel Engels gebruik, ook door mijn taalgebruik anders zijn dan vroeger?