Alle koeien naar de wei

Uit pure nostalgie kijk ik soms naar het Jeugdjournaal. En pas hoorde ik uit de mond van de presentator deze woorden komen: “In mei gaan alle koeien weer naar de wei.” Dit was geen vondst van een reporter die het ook even niet meer wist en zijn toevlucht nam tot rijm. Hij sprak langzaam en gedragen. Hier was over nagedacht.

 

Ik vroeg me af wat hij bedoelde. Koeien lopen normaal gesproken toch altijd in de wei, behalve als ze kalfjes krijgen? Ik probeerde me mijn jeugd op het platteland helderder voor de geest te halen en legde in dit proces de nadruk op koeien. Opeens ging het doek op en ik zag een groepje bruine dikbilstieren bij elkaar staan. De damp sloeg van ze af in het ochtendlicht. En terwijl de vogels begonnen te zingen, schraapten de stieren hun hoeven ongeduldig over de kale aarde in afwachting van hun voer of executie. Stonden deze stieren ‘s winters ook buiten? Ik wist het niet. Het waren stoere beesten met een brede borst en waanzinnige blik in hun ogen. Een beetje vorst zou ze niet klein krijgen. Maar ik kon me ook tijden herinneren waarin hun stukje grond lang leeg was. Waar waren ze in die tijd? En kwamen ze ooit terug, of waren het steeds andere? Ik lette er nooit zo op.

 

De presentator van het Jeugdjournaal liet een aantal boeren aan het woord. De boeren hadden een tedere uitdrukking op hun gezicht en legden uit dat koeien na een lange winter ‘op stal’ door het dolle heen zijn wanneer ze de zon en het gras weer zien, als ware het de allereerste keer. Ze rennen dan springend, bokkend en dansend de wei in, waarbij de een nog gekker lijkt dan de ander. Om dit te illustreren werd er een filmpje getoond van de uittocht van vorig jaar, waarop de blijdschap van de koeien goed te zien was. Maar er viel mij vooral één ding op. Het waren allemaal zwart-wit gevlekte koeien. Met gespannen, wiebelende uiers. Waar waren de stieren die ik me van vroeger herinnerde? Ik kan alleen maar hopen dat zij met net zo veel vreugde de lente tegemoet zien als hun moeders, zussen en dochters.